Vooraf
Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen om aan de basisbehoeften én de ontwikkelingstaken van hun kinderen te voldoen. In het gezin en bij de ouders ligt de basis voor een gezonde, veilige en kansrijke ontwikkeling. Het gezin biedt kinderen liefde, bescherming, veiligheid, ondersteuning en stimulering binnen een ondersteunende flexibele opvoedingsstructuur. Het voorziet in de basisbehoeften van een kind als veilige hechting, adequate fysieke en emotionele verzorging in een veilige omgeving, ontwikkeling van autonomie en het aangaan van relaties[1].
Ouderschapsdiagnostiek betreft een analyse van het ouderschap en wordt ingezet als de ontwikkeling en/of veiligheid van het kind/ de kinderen is of wordt bedreigd. Veelal is er sprake van een dreigende uithuisplaatsing of zijn de kinderen al uit huis geplaatst en dient er ingeschat te worden of ouders (weer) in staat zijn hun kinderen) gezond, veilig en kansrijk op te laten groeien (zie verder doelgroepomschrijving).
De ouderschapsdiagnostiek betreft een nadere analyse van de ontwikkelingsbehoefte van de jeugdige, de capaciteiten van de ouder(s)/verzorgers(s) om in die behoefte te voorzien en tot slot de invloed van gezins- en omgevingsfactoren op enerzijds de capaciteiten van de ouders en anderzijds de behoeften van het gezin.
Het betreft het achterhalen en integreren van informatie over het ouderschap en een assessment van de relatie tussen een jeugdige en zijn/haar verzorger. Dit kan zowel een biologische ouder als een adoptie-, (netwerk)pleegouder of stiefouder zijn. In deze omschrijving wordt hiervoor de term ouder-kindrelatie aangehouden.
Doel van de ouderschapsdiagnostiek is door middel van het doen van onderzoek adviseren over het duurzame opgroeiperspectief van kinderen bij gezinnen met ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkelingsbedreiging in relatie tot een mogelijke uithuisplaatsing van een kind of terugplaatsing naar huis. Er wordt vastgesteld of de gehele opvoedsituatie ‘goed genoeg’ is, d.w.z. of er sprake is van ‘goed genoeg opvoederschap’[2]. Helder daarbij is de invloed en impact van de persoonlijke omstandigheden van de opvoeders (als psychiatrische problematiek) evenals de gezinsinteractiepatronen en de opvoedcapaciteit van ouders. Tijdens het onderzoek wordt specifiek ingezoomd op het ouder-functioneren in de ouder-kindrelatie/ de gehechtheidsrelatie: wat doet de ouder specifiek met een kind en wat denkt/denken en voelt/voelen de ouder(s) voor het kind?
Indicaties voor de inzet van de producten Ouderschapsdiagnostiek ambulant en – met opname zijn:
Indicatie voor de inzet van het product ‘Ouderschapsdiagnostiek’ ambulant is:
Indien de mate van voorspelbaarheid van de onveiligheid (erg) laag is en/of er sprake is van acute en ernstige onveiligheid van de kinderen die vraagt om 24-uurs toezicht, wordt het product 43A08 ingezet: ‘Ouderschapsdiagnostiek met opname’.
Contra-indicaties:
Bij inzet vanuit het vrijwillig kader, indien niet voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Daar waar deze onderbouwing bij inzet in het vrijwillig kader ontbreekt, kan de aanbieder niet starten met de uitvoering van dit product totdat een dergelijke argumentatie voorhanden is. Bij het ontbreken van deze onderbouwing dan wel verklarende probleemanalyse gaat de aanbieder in overleg met de verwijzer en/of gemeente en wordt in onderling overleg besloten hoe deze analyse tot stand komt.
NB: bovenstaande is ook wenselijk bij de inzet in gedwongen kader, maar is geen harde contra-indicatie in deze situatie.
Duur
Voor ouder(s) en kind(eren) is het van belang zo snel en zo goed mogelijk helderheid te krijgen over het perspectief, de verwachte inzet, de duur en de status van het zwaarwegende advies (niet bindend). Als richtlijn voor de termijn die moet worden aangehouden om duidelijkheid te scheppen over het opvoedingsperspectief wordt drie tot maximaal zes maanden gehanteerd.
Inzet
De aanbieder werkt met heldere doelen en frequente (wekelijkse) evaluaties teneinde ouder(s) en casusregisseur helderheid te geven over de voortgang en doelen tijdig te kunnen bijstellen.
De veiligheid van de kinderen staat gedurende het gehele traject voorop.
Er wordt tijdens het traject contact onderhoudend met de school/voorschoolse voorzieningen en andere betrokkenen om de ondersteuning op elkaar af te stemmen. Dit maakt ook deel uit van het diagnostisch proces.
Onderdelen van de inzet:
1. Intake
Beoordeling aanmelding en analyse van gezinssituatie en (on)mogelijkheden en in kaart brengen van reeds gemaakte veiligheidsafspraken.
2. Onderzoeksplan
Opstellen van een onderzoeksplan samen met verwijzer en ouder(s) om te komen tot rapportage en advies en planning van aanvaardbare termijnen waarbinnen de besluitvorming zou moeten plaatsvinden.
Het onderzoeksplan bevat ten minste de volgende onderzoeksvragen:
Het plan dient uit te monden in een advies en geeft antwoord op de vraag wat het duurzaam opgroeiperspectief van de jeugdige(n) is, of er sprake is van goed genoeg opvoederschap en wat vervolgstappen dienen te zijn. De door de verwijzer opgestelde doelen passen binnen dit kader en geven nadere richting aan dit traject. Ook deze doelen dienen behaald te worden indien ze passen binnen dit traject.
3. Onderzoek
Beantwoording van de onderzoeksvragen 2a t/m 2d met behulp van het ‘Framework for the Assessment of Children in Need and their Families’ of een vergelijkbaar instrument[1]:
4. Weging en beantwoording hulpvragen
Op basis van de verzamelde informatie wordt er samen met ouders een weging gemaakt tussen de riscofactoren en de beschermende factoren en antwoord gegeven op de vraag of de situatie rond de jeugdige als ‘goed genoeg’ te typeren is.
5. Eindrapportage met conclusie en (niet bindend) zwaarwegend advies
Onderbouwde evaluatie van het opvoederschap waarin duidelijkheid wordt gegeven over het opgroeiperspectief van de jeugdige(n). Het advies levert informatie aan, dat als basis kan dienen voor de besluitvorming rondom het opgroeiperspectief van de jeugdige(n). In het rapport wordt onder meer een samenvattend antwoord gegeven op met name de vragen, zoals genoemd bij 2a t/m 2d aangevuld met antwoord op de volgende vragen:
6. Aanbieder neemt tijdig, d.w.z. ruim voor afronding van de Ouderschapsdiagnostiek contact op met verwijzer en draagt zorg voor een warme overdracht en de organisatie/inzet van de eventuele benodigde vervolghulp in nauwe afstemming met ouder(s) en verwijzer. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan een het mogelijk rouwproces, dat ouders moeten doormaken als het advies is dat het ouderschap niet goed genoeg gebleken is.
Let op:
De intake, observatie en de behandeling van de ouders, die niet vallen onder de Jeugdwet, worden bekostigd uit de Zorgverzekeringswet.
[1] zie ook https://www.nji.nl/system/files/2021-04/Opgroeien-en-opvoeden.pdf
[2] richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming: gezinnen met meervoudige en complexe problemen)
[3] https://richtlijnenjeugdhulp.nl/samen-beslissen-over-passende-hulp/het-beslisproces/inhoudelijk-kader-voor-besluitvormingsproces/
[4] Zoals genoemd in https://www.nji.nl/system/files/2021-04/Opgroeien-en-opvoeden.pdf.